Kringetje

Gade had nog wat last van haar knie. Hinderde haar niet in haar maatschappelijk bestaan, maar was toch te lastig om zich met vreugde over te geven  aan haar wekelijkse zwemuurtje. En zo toog ik in mijn eentje naar het zwembad. Dat bad met de weidse naam ‘Erica Terpstra-Sportfondsenbad’ heeft het uiterlijk van een museum. Dat kan in Nijmegen, waar het museum het uiterlijk van een zwembad heeft. Ik ging, na het kerstreces, weer naar mijn halfuurtje senioren aquafit. Zeker sinds mijn 70e verjaardag detoneer ik geheel niet meer in dat gezelschap dat uit heel veel vrouwen en minder dan een handjevol mannen bestaat. Ik kleed mij om, stop mijn kleren in de tas die ik in een kluisje opberg en realiseer me dat het 50centsmuntje dat ik voor het afsluiten van het kluisje nodig heb onderin mijn broekzak zit en mijn broek zit weer onderin mijn tas. Ik pak alles weer uit. Vind het muntje. Pak alles weer in en sluit mijn tas in het kluisje. Op naar de zwemzaal. Lekker warm water. Ik groet de paar bekende gezichten en zwem tot de les begint loom een paar slagen. En dan is het werken geslagen. Een half uur spetter en plons ik mij door de oefeningen, train buik- en armspieren op aanwijzingen van de badjuffrouw en op de muziek van André Hazes, Johnny Lion en Rob de Nijs. Ik zing mee dat Jan Klaassen trompetter van de prins is en dat Sophietje ranja met een rietje drinkt.
Gade en ik gaan na het zwemmen direct naar elders, maar nu Gade er niet bij is verzilver ik het koffiebonnetje dat bij de prijs van een bad in zit. Ik schuif aan in een kringetje van mensen met wie ik net zwom. Iedereen lijkt een vaste plaats te hebben, een orde die door mijn aanwezigheid danig vestoord is. Er wordt heftig met stoelen geschoven.  Zij blijken elkaar goed te kennen. Spreken elkaar met de voornaam aan en betalen aan een mevrouw uit het kringetje om een mij onbekende reden allemaal € 7,50. Zij houdt dat bij in een kleurig schriftje.
Ik voel me een indringer, een toeschouwer. Een gevoel dat ik herhaaldelijk in Voskuils romancyclus ‘Het Bureau’ tegenkwam als zijn hoofdpersoon Maarten Koning zich weer eens in een hem onwelgevallige sociale omgeving bevond. Dat overkomt mij nu. Ik ben er wel bij, maar hoor er niet bij. Ik voel mij helemaal niet als een vis in het water. Een paar minuten geleden in het warme water nog wel. Nu niet. Ik drink snel mijn koffie, knik het kringetje gedag en mompel: “Tot volgende week”.  Denk niet dat ik dan in mijn eigen kringetje koffie drink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *