Kwetsen

Hij heeft het de laatste tijd wel voor zijn kiezen gehad. Jarenlang woonde mijn neef T met zijn zus in het boerderijtje waar hij geboren was. Het was bijna een huishouden. Broer en zus. Nooit getrouwd. Was er nooit zo van gekomen. Hij had wel verkering gehad, maar toen het er op aan kwam, bleef hij toch liever thuis wonen. Bij vat en moet, zoals die in zijn dialect genoemd worden. Vat en moet gingen dood en hij bleef over met zijn zus. Tot die vorig jaar ook stierf. Hij alleen in het huisje. Een jongere zus keek naar hem om, kwam geregeld langs, kookte wat, poetste wat en zorgde voor de nodige aanspraak. Natuurlijk miste hij zijn zus, maar alles leek langzaam weer zijn eigen ritme te krijgen. Tot ook die jongere zus doodging. Opnieuw moest er een regelmaat gevonden worden.
Als ik terugkom van vakantie vind ik het overlijdensbericht van een neef, de broer van T. Veertien dagen geleden, bij het begin van mijn vakantie is die neef gestorven. Ik bel T, die mij dan ook vertelt dat die ochtend ook de zoon van de overleden neef is overleden. Ik zei al, hij heeft het de laatste tijd wel voor zijn kiezen gehad. Ik beloof eens langs te komen.
Het is prachtig fietsweer. Ik maak een ommetje en ga bij hem langs. Hij staat in zijn tuin als ik aan kom rijden. Zijn tuin, zijn trots. Zijn leven lang tuinman geweest. In de siertuin groeit geen sprietje de verkeerde kant op. De moestuin, daar komt hij wat minder aan toe. De leeftijd begint op te spelen. Met 81 mag dat ook wel. In zijn tuin staan ook zes pruimenbomen. Kwetsen heten die hier. De oogst is overvloedig. Bij de koffie hebben we over hoe het gaat. Kon veel beter. Het alleen zijn went niet. Eten komt nu van ‘Tafeltje-dek-je”. Beschouwt hij als een soort capitulatie. Het schoonmaakschema dat hij volgt is het zelfde wat zijn zus in ere hield. En misschien moet hij wel een alarmsysteem nemen, voor als er iets met hem gebeurt. Maar maakt dat niet afhankelijk? De dokter heeft ook aangeraden eens met iemand te gaan praten. Maar hij is niet zo’n prater, zegt hij. Hij is een meester in het pareren van serieuze vragen met een gevatte opmerking.
Went alleen zijn nog op die leeftijd? Went alleen zijn ooit?
Bij het weggaan krijg ik een grote zak kwetsen mee. “Ik kom gauw nog eens langs.” “Langs komen heb ik niks aan, aan komen is beter.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *