Stoeprandje

Ik ben geboren op de hoek van de Weurtseweg en de Bronsgeeststraat. In het Waterkwartier, maar wel aan het randje, zoals mijn goede moeder altijd plachtte te zeggen. Het Waterkwartier was in die tijd een plezierige Nimweegse arbeiderswijk. Kleine huisjes, vriendelijke straten. Ik woonde net op de Weurtseweg en verhuisde later vier huizen verder. De reden was dat in mijn geboortehuis er geen elektrisch licht was. In de keuken en woonkamer was gaslicht. De slaapkamers moesten het doen met losse petroleumlampen. Intussen is er veel veranderd. Ook in mijn geboortewijk. Het Waterkwartier transformeerde van een arbeiderswijk in een wijk waar nu veel studenten en jonge starters wonen. De verandering in een wijk is volgens mij te meten door het toepassen van “stoeprandjes-factor”. Deze factor bepaalt ook de kindvriendelijkheid van een straat en is bepalend voor het echte ouderwetse speelplezier. Stoeprandje, maar dat beschouw ik als bekend, is het spelletje waarbij de twee spelers ieder aan een kant van de straat staan en proberen een bal tegen de tegenoverliggende stoeprand te gooien. Als die terugkaatst heb je 1 punt. Vang je de terugkaatsende bal op, dan wordt dat de plaats waar vandaan je een nieuwe poging mag doen. Degene die het eerste 10 punten heeft is winnaar. De stoeprandjesfactor wordt door twee coëfficiënten bepaald. De ene is de hoogte van de stoeprand, de ander is de vrije stoeprandruimte. In mijn jeugd in de jaren vijftig van de vorige eeuw kende de Bronsgeeststraat hele lage stoeprandjes. Eigenlijk een stoeprandje van niks. Kleine dwarsgelegde klinkers vormde de afscheiding tussen stoep en straat. Vaak verzakt. Het kostte dus veel techniek. Maar de breedte in de ruimte was groot. Er stond geen auto in de weg. Sterker nog, in de hele straat stond geen auto. Dus de stoeprandfactor toen was 8 (hoogte van de stoeprand) x 10 (dat is het maximum voor de meters van de vrije stoeprand). De factor wordt dus 80. Mooi getal. Nu is de factor 17(hoogte in cm.) x 0,8 (eigenlijk te verwaarlozen ruimte tussen twee auto’s) = 13,6. Fikse achteruitgang, maar altijd nog beter dan in een woonerf, waar door het ontbreken van stoepranden de factor 0 is. Vooruitgang heeft zijn prijs.

Eén reactie op Stoeprandje

  1. Mijn eerste studentenkamer was in de Bronsgeeststraat op nummer 38, bij de familie Van den Hof. Ik heb er anderhalf jaar gewoond.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *