Appelboom

Op de grens tussen de tuin van de buurman en onze tuin stond een sering. Ik schrijf nu wel onze tuin, maar in de praktijk van alle dag is het Gades tuin. Zij houdt hem bij, plant en verpoot er, snoeit en mest er. Zij doet al het werk en daar geniet zij van. Ik doe zo goed als niets in de tuin, hooguit het bijvullen van de vijver door de kraan open te draaien, maar dan heb je het ook wel gehad. Maar ik geniet wel van de tuin. Op een zonnige dag mag ik er graag vertoeven, een boek lezend, of gewoon wat mijmerend voor me uit staren. De neiging om iets aan de tuin te doen hoef ik niet te onderdrukken, ik heb haar niet eens.
Er stond dus een sering in onze tuin. Gade had besloten dat die weg moest. Het was een sering van niets en toen de tuinman voor het grote werk kwam, werd de sering omgezaagd, weggesnoeid. Voor de open plek had Gade een appelboom in gedachte. De tuinman zou er voor zorgen. Een appelboom in de achtertuin. Daarmee zou onze tuin nog meer op het aards paradijs gaan lijken, een lusthof voor plant en dier en voor de mens.
Gisteren kwam de tuinman met de boom aangezet. Twee tuinmannen zelfs, want het was geen eenpersoonsboompje dat ze bij zich hadden. Het was een gevaarte van een paar meter hoog. Met veel gemanoeuvreer paste de boom maar net door het huis, een spoor van zwarte aarde uit de kluit achter zich latend. Lampen kunnen maar net ontweken worden, bochten met wat heen en weer getrek genomen.
En nu staat er appelboom in de tuin. Er is een appelboom in de tuin geplant, ik kan hem zien, zelfs als ik het niet zou willen. Nog zonder blad staat hij in de wind wat te trillen.
Het wachten is op de slang om het paradijs compleet te maken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *