Fiets

Ik lunch met haar. Straks over een paar maanden zal ik haar gaan trouwen. Niet met haar. Ik zal haar trouwen met wat nu nog haar aanstaande is. Eens in de zoveel tijd, maar veel minder vaak dan we zouden willen, maken we een lunchafspraak. Ooit spraken we af dat met enige regelmaat te doen. Maar hoe gaan zulke dingen? De tijd haalt je in en voor je het weet ben je weer een paar maanden verder. Een afspraak moet verzet worden, komt toch weer niet uit. Maar nu was het dan gelukt. Op vrij korte termijn zelf. Het zijn plezierige bijeenkomsten, mijn lunchafspraken. Ze gaan nergens en overal over en in de ogenschijnlijke vrijblijvendheid van de genoeglijke kout kan ik mijn verhaal kwijt en hoor ik dat van de ander. Milde vormen van vriendschap, van betrokkenheid, een genegenheid die voelt als een zachte lap fluweel. Gelukkig de mens die zich daarin mag koesteren.
Ze wist niet van het bestaan van mijn daagse schrijverij. Nu wel. We praten over hoe ik aan mijn onderwerpen komt. “Zal ik over jou schrijven”, opper ik. “Doe maar niet, schrijf maar over je fiets.” Ik heb haar verteld dat ik zo dadelijk mijn fiets naar de rijwielhersteller (mooi woord) moet brengen. De accu lijkt wat sneller leeg te lopen dan gewenst. Gaat een fiets, net als een hond, ook al op zijn baas lijken of was dat omgekeerd? De fietsenmaker (minder mooi woord) heeft een onderdeel binnen gekregen dat dat mogelijk kan verhelpen. Vraag mij niet wat, maar het heeft iets met 4- of 6- puntsverbinding te maken. Zelfs een fiets gaat mijn technisch inzicht te boven.
We hebben de broodjes op, nog een cappuccino gedronken. Jas aan, das om, muts op. Het vriest buiten nog stevig. Ik neem zacht afscheid van mijn disgenote. “Moeten we vaker doen, zo’n middaglunchje,” beloven we elkaar. Maar we maken geen nieuwe afspraak.
Van de fietsenmaker krijg ik een leenfiets. Morgen kan ik die van mijzelf weer ophalen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *