Getijdenrivier

Zondagochtend. Loom nog in bed. Ik zeg Gade dat ik een stukje wil schrijven met als titel ‘Getijdenrivier’. Omdat ik het zo’n mooi woord vind. Gisteren waren we in Chepstow, waar de Wye uitmondt in de Severn. Allebei getijdenrivieren. In de Wye is het verschil tussen hoog- en laagtij maar liefst 49 feet. Althans dat weet een inwoner te vertellen. Britten zijn gauw tot een praatje bereid. Hij wijst ons ook nog op het nest van een slechtvalk aan de rotsige Engelse overkant van de rivier. Chepstow ligt aan deze kant en is Welsh. Maar ook weer niet zo heel fanatiek. De juffrouw van de Tourist Information geeft toe dat zij geen woord Welsh spreekt. Wel Frans. We zeggen dan ook maar ’au revoir’ als we haar winkeltje verlaten.
Terug naar bed. Vreemd woord: ‘getij’. “Zijn er nog meer worden op ‘ij’ die in het meervoud ‘-den’ krijgen”, vraag ik Gade. Je kunt het op zondagochtend, terwijl de zon vriendelijke onze slaapkamer binnen piept, maar samen ergens over hebben. “Lei-leiden, maar dat is met een korte ei”, antwoordt ze. Zondagochtend is ook geen tijd voor een serieus taalkundig gesprek. Ik probeer het nog een keer: “Het is toch geen getijderivier in plaats van getijdenrivier?” Ze pakt van het nachtkastje het boek dat ze aan het lezen is. ‘Religie voor atheïsten’ van Alain de Botton. Het is tenslotte zondagochtend. Daarin staat op bladzijde 114 ‘getijdenboek’.”Dan is het vast ook ‘getijdenrivier’ met een ‘n’”,stelt ze me gerust. In mijn hoofd suist een regel uit een liedje van Ramses Shaffy: “Als het stormt in je hart, ga mee, ga mee, met de storm die je voert naar een wilde zee, zet je anker niet uit, red niet je huid, want de tijd zal het getij wel keren.” Ik draai me nog even om. Het is zondagochtend.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *