Bucolisch

Ik vind het elke keer weer bijzonder. En toch is het zo gewoon. Maar misschien is het wel zo dat de meest gewone dingen steeds weer bijzonder zijn. Ik zou niet weten hoe vaak ik dit tochtje al gemaakt heb. Met de fiets van huis uit naar Oortjeshekken, logement, café en restaurant. Ik heb er nooit echt gegeten. Een broodje kaas of tonijn was mij genoeg. Oortjeshekken is het keerpunt in mijn geregelde fietstochtjes. Bijna 10 kilometer heen, bijna 10 kilometer terug. Vaak fiets ik dit tochtje in mijn eentje. Bij het verkeersplein de stuwwal af, met een scherpe bocht terug en dan de dijk op. De dijk die grillig slingert. Soms vlak langs de Waal en dan weer er verder van af. Gisteren fietste ik met Gade. Ik wist dat ik erover zou gaan schrijven, maar wist ook dat de woorden volstrekt ontoereikend zouden zijn om de ruimte uit te drukken die dit landschap in mij oproept. Met de wind en de zon in de rug is er dat oneindige panorama van groen en blauw, van heggen en bomen en kolken, koeien en schapen en paarden en een valk die zich laat vallen. En dan is er het uitnodigende terras, cappuccino en een broodje. We bladeren door de meegebrachte krant. Het is te warm voor de tijd van het jaar. Luchtige zomerhemdjes bevolken het terras, terwijl het herfst is. We fietsen terug. Een amazone galoppeert op haar schimmel door de uiterwaarden, het silhouet van de stad als een ver decor. Ik bof met zo’n polder op fietsafstand.
Als ik mij afvraag waarom ik het zo mooi vind, weet ik dat het een onmogelijk te beantwoorden vraag is. Gade heeft het over een bucolisch landschap. Ik heb geen idee wat een bucolisch landschap is. “Zoek maar op !”, antwoordt ze als ik om verduidelijking vraag. Ik sla de Van Dale op en googel op het woord. Inderdaad, de Ooijpolder is een bucolisch landschap pur sang. Bucolisch, mooi woord, maar haalt het niet bij de polder zelf.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *