Heimat mit Umgebung

Gisteren mijn bijdrage aan het Boekenbal voor lezers, vandaag als extra lang blog:

Wat heb ik met Duitsland? Ik heb in ieder geval een Duitse schoonzus. Daar heeft zij zelf nog maar bij vlagen weet van. Zowel van dat Duitse zijn als van dat schoonzus zijn. Ze kwam al jong in mijn leven, als het vriendinnetje van mijn veel oudere broer die de familietraditie getrouw met een veel jongere vriendin thuiskwam. Het was nog maar een paar jaar na de oorlog, toen grensovergangen nog streng bewaakt werden. Zowel aan de Nederlandse kant als aan de Duitse kant. Het was in de tijd dat Duitsland, al was het maar een paar kilometer ver, nog echt buitenland was. En van over die grens kwam het vriendinnetje van mijn broer. Anni heet ze. Ik vond dat niet echt Duits klinken, maar dat je het zonder e op het einde schreef maakte het weer een beetje goed. Haar eigenlijke naam was Anna Barbara. Dat klonk mij als steviger Duits in de oren. Germaans bijna. Maar daar is bij het Duits nauwelijks ontkomen aan.
Door de verkering van mijn broer bezocht ik als klein manneke Duitsland. Stak ik de grens over. Er was altijd wat te vieren. Zijn verloving, zijn huwelijk. En er was Helga, het dochtertje van een nichtje van haar die toen nog niet mijn schoonzusje was. Helga was twee jaar ouder dan ik. We speelden vadertje en moedertje, maar door taalproblemen is het een oppervlakkig spelletje gebleven.
Mijn relatie met de Duitse taal werd veel later geïntensiveerd. Die begon in de tweede klas van de H.B.S. Een leesoefening. Ik krijg van de docent Duits, een in witte pij gehulde pater, een van de eerste leesbeurten. Ik heb tenslotte een broer die met een Duitse getouwd is en een abonnement heeft op de Neue Illustrierte en de radiogids  Hör Zu. Ik schraap mijn keel en zal mijn klasgenoten eens laten horen hoe Duits hoort te klinken. Ik heb niet voor niets een Duitse schoonzus. Letter voor letter articulerend, zelfs de t in Stadt lijkt mij te horen, zeg ik luid en duidelijk: Die Stadt und ihre Umgebung. De klas barst om mij op dat moment onbegrijpelijke redenen in schaterlachen uit. Ik heb niets in de gaten. Jeugdige onschuld kleeft mij aan. “Nog eens, Jantje”, zegt de pater. Ik herhaal, mij van geen kwaad bewust, de zojuist uitgesproken zin: Die Stadt und ihre Umgebung. De pater herhaalt licht fronsend en hoofdschuddend corrigerend: Die Stadt und ihre Umgebung.
Ik vind mijn Stadt beter klinken dan de zijne. Maar nu, zelfs na zoveel decennia hoor ik nog het gelach van de klas. Ik voel de kerf op mijn ziel die toen gezet werd, nog steeds zacht schrijnen.
Later is het toch weer helemaal goed gekomen met mij en het Duits. Nog steeds kan ik op elk gewenst moment van de dag of de nacht zonder aarzelen een deel van de Prolog im Himmel uit Faust 1. Teil van Goethe opzeggen. Plezierige erfenis van een leraar die met ons in de klas de hele Faust las.
Rest nog de mij zelf gestelde vraag wat mij nou het meest boeit: Duitsland, Duitsers of het Duits?
Duitsland is gewoon de baas in Europa. Daar kunnen we kort over zijn. Of ze het nu schaffen of niet. Zelfs het Europese volkslied is Duits. Alle Menschen werden Brüder.
Een paar decennia hadden we aan één Duistland niet genoeg. Twee Duitslanden, toch een beetje veel van het goede? En Duitsland werd weer één. Krachtiger samenvatting van de geschiedenis kan niet gemaakt worden.
Toen het er nog twee waren was Duitsland voor mij vooral West-Duitsland. Ik bezocht in de tijd van het dubbele Duitsland Berlijn, passeerde daar checkpoint Charley. Wisselde verplicht een handvol West-Duitse marken voor Oostduitse. Zwangsumtausch heette dat. Het was of je een kaartje kocht voor een exotisch bezoek. Oost-Berlijn leek op Duitsland, maar was het niet. Wilde je suiker in je koffie moest je twee pfennig extra betalen, voor de melk ook. Ik wist dat ik nog in Duitsland was, maar het voelde als een andere wereld. De lucht leek anders, je ademde anders, maar er werd wel Duits gesproken. Het leek of dat niet klopte.
Een paar jaar later, net na het vallen van de muur was ik weer in Berlijn. Het leek of de twee delen met grove steken slordig aan elkaar waren gehecht na een haastig uitgevoerde transplantatie met de nog niet gesloopte muur als een lelijk litteken dwars door de stad. Stad met dt.
Mijn laatste bezoek aan Berlijn, een paar jaar geleden. Het was één stad geworden. De hoofdstad van Duitsland. Maar het lijkt of het daar zelf nog steeds aan moet wennen. Mijn schoonzus zou het niet teruggekend hebben.
Terug naar vroeger, toen Duitsland voor mij nog kanaal 9 Langenberg op de televisie was. Toen Duitsland voor mij verpersoonlijkt werd door de Moderator (toch zoveel mooier woord dan quiz-master) Hans-Joachim Kuhlenkampf en ik met mijn vader en moeder genoot van een operette op de buis. Zo Duits als Duits maar kon zijn.
Later, veel later ontdekte ik Duitsland opnieuw. Kwam ik thuis in de Heimat. Een winter lang verhuisde mijn vrouw en ik naar de Hunsrück en reisden we thuis vanuit onze luie stoel op en neer tussen Schabach, München en het Günderodehaus. Edgar Reitz was onze gids in deze familiekroniek. Een lente later reisden we in persoon af naar de Hunsrück. Een soort bedevaart, doorleefder dan die welke ik als kind met mijn moeder naar het Mariaoord Kevelaer maakte. We bezochten de plaatsen waar Reitz zijn Heimat een decor had gegeven. En zagen dat het klopte. Het Duitsland en zijn geschiedenis met breuken en herstellijnen. Zo hetzelfde , zo anders. Zo vertrouwd en toch zo buitenland. Zowel die Stadt als ihre Umgebung.
Het Duitsland dat mijn schoonzus halverwege de jaren ’50 verliet bestaat niet meer. Het Duitsland van vandaag zal zij niet meer herkennen. Zij heeft geen Heimat meer. Hier niet, daar niet. En wass sie noch zu sagen hätte  is ze vergeten, lang vergeten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *