Hoed

Ergens in een bijna vergeten kast op een nog meer vergeten plank ligt een hoed van mij te verstoffen. Hij ligt daar al jaren. Ooit gekocht, zelden gedragen. Het was een opwelling. Misschien wel een eerbetoon aan mijn vader. Die droeg altijd een hoed. Geen pet. Een hoed. Maar mijn vader is dan ook al twee eeuwen gelden geboren. In 1891. Toen droeg iedereen nog een hoed. Mijn moeder ook. Die ging niet zonder hoed ter kerke. Vrouwen hoorden in de kerk een hoed op te hebben. Mannen zetten hem daar juist af. Met de kerk is  de hoed uit het straatbeeld verdwenen. Zowel bij mannen, als bij vrouwen. Ik ken nog maar een enkele man die dagelijks een hoed op heeft. En op een doordeweeksedag zie ik zelden of nooit een vrouw met een hoed op. Hoeden horen bij bruiloften en bij Prinsjesdag. Bij bruiloften willen vrouwen zich nog wel eens met een hoed tooien. Geen hoedje, maar een hoed. En bij Prinsjesdag lijkt het wel of de dames net van de Ascot-paardenraces afkomen. Een overvloed aan hoeden.
Gisteravond zag ik ook een tsunami aan hoeden. Ik was in het Nijmeegs Museum bij de opening van een hoedentenstoonstelling. De hoedenmaaktser Marianne Jongkind vierde zo haar 50-jarig vakmanschap. En wat een hoeden waren er die avond te zien. Soms werden ze zo gedragen dat de draagster nauwelijks te herkennen was en leek het niet dat de hoed een accent aan het gezicht gaf, maar het compleet veranderde. Het was soms ook lastig om iemand een begroetingszoen te geven. De hoed maakte dat soms onmogelijk en vroeg soms om een omweg. Maar mooi was het wel. Tenminste bij de meeste dames. Soms paste hoed en dame niet helemaal bij elkaar. En in enkele gevallen helemaal niet. Maar veel vaker was het een plaatje, een pleidooi voor de opmars van de hoed, ook in het daagse leven. En alles komt ooit weer terug, misschien ook wel de hoed en het hoedje.
Gade droeg gisteren geen hoed. “Ik heb te mooi haar  voor een hoed” was haar terechte verklaring.

Eén reactie op Hoed

  1. Maerten Verstegen schreef:

    Hier in Zeeland, waar wij soms verblijven, gaan de vrouwen nog steeds met een hoed ter kerke. Ik zie ze zondagmorgen voorbij lopen met een plastic zak in de hand. Alsof men zojuist de supermarkt heeft bezocht. Maar nee, de hoed is er in opgeborgen. Aangekomen bij de kerk wordt deze tevoorschijn gehaald en opgezet. Na afloop van de dienst weer buiten, gaat de hoed weer in de zak om thuis opgeborgen te worden tot de volgende gang naar de kerk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *