Huisbezoek

Het is het eind van de middag. Tijd om in mijn werkkamer waar de hitte weinig vat op heeft gekregen te beginnen aan mijn zo goed als dagelijkse stukje. Ik denk te gaan schrijven over mijn zangmiddag die dit keer vanwege kasoverschot  eindigt met een door het bestuur aangeboden borrel met wat hapjes. Na anderhalf uur zingen installeert het koor zich op het terras van het zaaltje waar tweewekelijks gerepeteerd wordt. Genoeglijke kout over voorbije en komende vakanties. Het geurt naar bitterballen en seringenbloesem. Opdringerig wat de ballen betreft, tersluiks voor de paarse en witte seringen. Werklieden zijn in het belendende perceel bezig met een pad te bestraten. De losse stenen moeten ingeklonken worden. Daar komt een helse machine aan te pas die met veel lawaai en vette dieselgeuren het rustige terras in een lawaaiige kakofonie verandert. Einde samenzijn.
Ik ben van plan dat onderwerp van mijn schrijfsel te maken en wil op weg naar mijn kamer.
De bel.
Door het matglas van de voordeur schemeren twee gestalten. Jehova’s getuigen is mijn eerste gedachte. Ik verheug mij al op het komende gesprek. Als het even kan nodig deze deurgangers uit  voor een praatje, waarbij wat mij betreft het uitgangspunt is dat we samen afspreken dat zij mij niet gaan bekeren en ik hen evenmin. Van een gesprek is dan ook nauwelijks sprake. Het zijn meer twee elkaar nauwelijks rakende monologen. Maar het zijn niet de getuigen van Jehova die ik verwacht. Het is de pastoor van de parochie waar mijn straat formeel onder valt, vergezeld door een gastvrouw. De pastoor draagt een modieus crèmekleurig hemd met priesterboord. Hij komt mij uitnodigen voor een H.Mis die over een paar weken speciaal voor de bewoners van mijn straat wordt opgedragen. Ik vraag mijnheer pastoor en zijn gezelschap binnen. Zijn kerk heeft een nogal tamelijk orthodox image, maar het wordt een boeiend gesprek. Onze godsbeelden stroken duidelijk niet met elkaar. Zijn gepersonifieerde God lijkt maar weinig op dat wat ik aarzelend van god vindt. Maar dat staat een goed gesprek niet in de weg. We hebben het over Jezus, kardinaal Eijk en paus Franciscus. Over welkom zijn en je welkom weten. Ik weet niet of ik op zijn welgemeende uitnodiging naar de Mis voor de straat inga. Of ik een huisbezoek ga afleggen in het huis van de heer, dat vele woningen telt. Ik zeg al tevreden te zijn met een bezemkast. We drukken elkaar de hand. Tot ziens is wat mij betreft meer dan een formule.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *