Kolk

Ja, we waren met zijn drieën. En het was een mooie zomerse avond in september. Maar kleutertjes? In de verste verte niet. De plaats was voortreffelijk. Een gemakkelijk restaurant aan de Waaldijk naast een Lentse kolk. Mijn vader vertelde daar over dat er ooit een koets met twee paarden ervoor in was verdronken en dat er geen spoor van was teruggevonden. Een peilloze diepte. De zon ging onder, zoals het hoorde. Zacht oranje en vliegtuigen trokken een witte ster tegen de blauwe lucht.
Mijn nicht uit Frankrijk is op bezoek. Even maar. ’s Middags zat ze al onverwacht op een terrasje en schetterde mijn naam over de straat toen ik langs fietste. Dankzij Skype zien en praten we van tijd tot tijd met elkaar, maar elkaar echt zien gebeurt maar sporadisch. Dat is toch weer heel anders. Voor het laatst zagen we elkaar met Pasen, daar in het verre zuiden waar ze met haar vrouw op een Dordognese heuvel woont. Een plaats die kan wedijveren met waar we nu zitten te eten. En praten, veel praten. Op rustige toon. We zijn ook maar met ons drieën. Vroegere familiebijeenkomsten, toen we er allemaal nog waren, waren een kakofonie van elkaar overroepende stemmen. Dat krijg je met een familie van associatieve denkers, of liever praters. De opmerking van de een lokte die van de ander uit. Luid geroezemoes, zeg maar gerust herrie. Hoe anders toen dan nu hier in de late avondzon.
Op de weg terug naar de stad rijden we nog even langs bij een volle neef en nicht. Broer en Zus. Ze wonen nog in het boerderijtje waar ze ruim 70 jaar geleden geboren werden. Nooit getrouwd. Ik zie ze alleen als ik hen een verjaardagsbezoek breng. Nu even de verre nicht laten zien. We gaan kort langs. Het is goed familie te hebben. Als we afscheid nemen is het helemaal donker.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *