Lijf

Zo dadelijk heb ik een afspraak met de osteopaat. Om de zes weken bezoek ik hem. Een soort van onderhoudsbeurt, waarin hij mijn lijf op orde brengt, de kleine pijntjes in schouder en andere gewrichten behandelt. Komende zeven dagen is toch een week van medisch en paramedisch controle en onderhoud. De agenda vermeldt bezoeken aan de diëtiste, huisarts, mondhygiëniste en tandarts. En op de iets langere termijn staan de praktijkassistente en de trombosedienst op het programma en nog weer later de cardioloog en oogarts. Maar verder gaat het goed met me. Als ik naar Gods beeld en gelijkenis zou zijn geschapen (en dat leert mij Genesis 1:26) dan gaat het in mijn geval wel om een tamelijk krakkemikkige god. En als je dat op alle mensen betrekt, want wie leeft er eeuwig, gaat het ook nog eens om een sterfelijke god. Als dat al geen echte tegenstelling is, dan is het in ieder geval een fikse paradox. Gelukkig voor God, dat ik zo niet meer in hem geloof.
Krakkemikkig, mooi woord. Je hoort de weerspannigheid van het ouder wordende lijf. Een krakend omhulsel voor een geest die nog steeds denkt dat hij 20, 30 jaar is. Ik ben geen filosoof, dus verwacht van mij geen wijsheid over de discrepantie tussen lijf en geest. Mijn goede moeder verbaasde zich vroeger toen ik heel klein was al over de afbrekelijkheid van het lichaam. Zij was ook kritisch gelovig en vertaalde dat altijd heel direct en praktisch. Zij vroeg zich af als ze met mij naar de tandarts ging, waarom God of god de mensen niet een stuk stevig onverslijtbaar beton in de mond had gegeven in plaats van een aantal losse tanden, die ook nog eens stuk voor stuk weg konden rotten en pijn bezorgen. Geef daar maar eens antwoord op, Darwin of Benedictus.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *